Hoe zit het nu precies met die Friese spelling?

De afgelopen weken is er in de Friese media en op internet heel wat afgediscussieerd over het wijzigen van de officiële Friese spelling. Daarbij zijn ook wat misverstanden ontstaan. Ik wil hierbij over tien belangrijke zaken klaarheid verschaffen.

1. Dit is een discussie, geen strijd

De wijzigingsplannen zijn bedacht door vier medewerkers van de Fryske Akademy. Dat zijn vier uiterst kundige en Friesgezinde mensen, die een groot aantal heel mooie nuttige boeken hebben geschreven. En het zijn ook nog eens erg aardige kerels. Geweldsmetaforen, zoals ik die wel heb gelezen, zijn in deze inhoudelijke discussie wat mij betreft volstrekt misplaatst. Wat we doen, is discussiëren over iets waar we allemaal verstand van hebben, alleen doen we dat deze keer niet in een vaktijdschrift, maar in kranten, in tijdschriften en op websites. Doel van de discussie is het Fries als schrijftaal zo sterk mogelijk te maken. Het Fries gaat me aan het hart en ik voel het als een morele plicht aan die discussie mee te doen.

2. Het commentaar is gericht aan de provincie

Verschillende mensen hebben me gevraagd waarom ik niet eens met de Akademy-mannen in gesprek ga. Ik heb met twee van hen over de plannen gesproken en dat zal vast nog wel eens gebeuren. Maar hen wil ik niet overtuigen. Provinciale Staten stellen de spelling vast, niet de Akademy. De Staten hebben in mijn ogen een slecht besluit genomen en daar wil ik ze met argumenten van overtuigen, zodat ze erop terugkomen.

Gedeputeerde Jannewietske de Vries zei op 17 mei voor de radio: “De Akademy hat der folle mear ferstân fan as wy yn ‘e Steaten en yn it Kolleezje. Ik ha de Fryske Akademy oproppen om mei de skriuwers en wittenskippers en it ûnderwiisfjild om ‘e tafel te gean. It belangykste is dat dat gesprek plakfynt en dan sjogge wy wer.” De gedeputeerde legt nu de verantwoordelijkheid voor de spellingsplannen bij de Akademy en de critici en verklaart de provincie zelf incapabel om een besluit te nemen. Daar ga ik niet in mee. Ik verwacht dat de Statenfracties, die gespecialiseerde woordvoerders, betaalde fractiemedewerkers en ondersteuning van een kundig ambtenarenapparaat hebben, zich zodanig in de materie verdiepen waar ze over moeten oordelen, dat ze dat weloverwogen kunnen doen. Ik vind ook dat de spelling zo veel mensen raakt dat de discussie in de openbaarheid moet plaatsvinden, zodat iedereen eraan kan deelnemen.

3. De spellingswijziging is wel en niet besloten

FNP-Statenlid Annigje Toering zei op 17 mei voor Omrop Fryslân Radio: “It is net sa dat de Steaten al ta dy Standertlist besluten ha” en “Der is noch helendal net in beslút nommen oer dy staveringswizing, dat beslút moat noch troch de Steaten nommen wurde.” Formeel is niet helemaal duidelijk of er al tot de wijziging is besloten, het is maar welke tekst je erbij pakt. Wel is duidelijk dat de Staten er na 1 oktober definitief over zullen besluiten. De Akademy en de Staten beschouwen dat tweede besluitmoment blijkbaar als een formaliteit, want in dokumint 10Ba fan de Steategearkomste fan 24 april staat: “[De Akademy-meiwurkers] achtsje de kâns dat der noch oanfoljende oanpassings komme sille hiel lyts, mar kinne it net útslute. Sadwaande wurdt Provinsjale Steaten frege no yn te stimmen om foarlizzende staveringsoanpassingen troch te fieren en oan it ein fan it trajekt definityf yn te stimmen mei de nije staveringsregeling (yn de foarm fan in nije staveringsoardering) en it ynlûken fan de twa âlde oarderings.”

In het verslag van de Statenvergadering van 24 april staat dat de Staten hebben besloten het advies van de Akademy “fêst te stellen en yn te stimmen om de wizigings yn de staveringsregel troch de fieren”. Verder krijgt de Akademy de opdracht de Standertwurdlist op basis van de nieuwe spellingregels te schrijven. In het advies van de Akademy wordt de mogelijkheid open gelaten dat er na 1 oktober nog aanvullende wijzigingen in de officiële spelling worden aangebracht. Gedeputeerde De Vries zegt volgens het vergaderingsverslag in de Staten toe dat de nieuwe spelling “mei direkte yngong” wordt ingevoerd. Je kunt uit de wat contradictoire documentteksten halen dat de Staten nu al tot een voorlopige spellingwijziging hebben besloten, je kunt er ook uit lezen dat de Staten hebben besloten de spelling met eventuele verdere wijzigingen pas na 1 oktober te wijzigen. Dat de wijziging slechts een optie is waarmee hoogstens rekening wordt gehouden is echter niet in overeenstemming met de inhoud van de officiële stukken.

4. De spellingswijziging is niet verwaarloosbaar klein

De betrokken Akademy-medewerkers en politici geven in de media de indruk dat de spellingswijziging niet zo veel voorstelt (o.a. hier en hier). Van de veel gebruikte woorden zouden alleen “útnoegje” en “droech” veranderen. Daarmee wordt er over de wijziging in mijn ogen te luchtig gedaan: ook heel gewone woorden als “spoek”, “koese”, “ieu”, “televyzje” en “ynvalide” veranderen – en dan noem ik er maar een paar. Anne Dykstra zegt op 28 april voor Omrop Fryslân Radio: “It is in kwestje fan wennen. At wy no it wurk fan Gysbert Japiks sjogge, dan sjogge wy dêr ek heel raar tsjin oan, mar at je der even yn trochlêze, dan tinke je: ‘O, dit is syn systeem’ en dan snappe je dat wol”. Dykstra heeft gelijk dat de wijzigingen het tekstbegrip van de geoefende lezer niet direct in de weg staan, maar ziet over het hoofd dat degenen die het Fries nog niet vloeiend lezen en schrijven de wijzigingen wel als groot ervaren, doordat ze het voor hen essentiële woordbeeld verstoren. Hij vergeet ook dat niet alleen het aantal woorden waarvan de schrijfwijze verandert de impact van de wijziging bepaalt, maar dat ook de wijziging an sich daaraan bijdraagt; woorden kunnen op basis van de nieuwe regel namelijk hun oude schrijfwijze houden, maar toch onzekerheid oproepen bij het schrijven. Schrijvers vertrouwen niet meer op hun woordbeeld. De meerduidigheid van de nieuwe regels, die ik hieronder zal toelichten, draagt nog eens extra bij aan die onzekerheid. Ik betwijfel al met al of de woordenlijstmakers en beslissers zich de omvang van de wijziging wel voldoende bewust zijn.

5. Het gaat niet om een Fries Groen Boekje

Het Nederlandse Groene Boekje heeft geen enkele officiële status. Het is niets meer dan een illustratie van de spellingregels die minister Van der Hoeven in 2005 bij ministerieel besluit heeft vastgesteld. De Friese Standertwurdlist wordt in de media vaak ‘het Friese Groene Boekje’ genoemd, maar zij krijgt wel degelijk een verplichtend karakter. In het door de Staten vastgestelde advies van de Akademy staat dat de Standertwurdlist “oan oerheidspersoniel yn Fryslân foarskreaun wurdt” en ook dat zij in het onderwijs verplicht wordt gesteld.

Er is nog een verschil tussen het Groene Boekje en de Standertwurdlist. De laatstgenoemde is namelijk geschreven op basis van regels die allesbehalve eenduidig zijn. Alleen al wat betreft de keuze tussen <oe> en <û> zijn er talloze onduidelijkheden. Een handjevol daarvan heb ik beschreven in een column op demoanne.nl. De medewerkers van de Akademy zeggen dat er zo’n veertig van zulke woorden een nieuwe schrijfwijze krijgen. Misschien is dat zo, maar dat betekent dan dat zij de regels op zo’n manier interpreteren dat er zo weinig mogelijk verandert. Die interpretatie is tamelijk willekeurig en niet bij voorbaat helder voor de Friesschrijver. Ook de keus om in “provyzje” en “televyzje” het woord “fisy” te zien (want zo spellen de vertaalwoordenboeken van de Akademy dat woord), is discutabel. Deze hoge mate van subjectiviteit van de Standertwurdlist ontbreekt in het Groene Boekje.

De Standertwurdlist is al met al niet de handige illustratie van redelijk eenduidige regels die het Groene Boekje is, maar een subjectieve interpretatie van dubbelzinnige regels, die dwingend wordt opgelegd.

6. Het gaat niet alleen om spelling

Er is nog een essentieel verschil tussen het Groene Boekje en de Standertwurdlist. Het Groene Boekje laat zien hoe we woorden moeten schrijven, maar het spreekt zich uitdrukkelijk niet uit tegen het gebruik van bepaalde woorden. De schrijvers ervan hebben natuurlijk niet elk Nederlands woord opgenomen. Daarvoor zijn er gewoon te veel woorden. En ze zijn ook wel eens een woord vergeten. Er is echter geen overheid die zegt dat ambtenaren alleen de voor opname geselecteerde woorden mogen gebruiken. Sterker nog, de Rijksoverheid bemoeit zich helemaal niet met taalnormkwesties. Een ambtenaar die wil schrijven dat het ‘waaide’, die is daar vrij in en een collega die liever schrijft dat het ‘woei’, die kan ook z’n gang gaan, zolang hij dat maar volgens de officiële spellingsregels doet. De Friese overheid laat daarentegen een woordenlijst samenstellen waarin bepaalde woorden, zoals “romte”, met opzet niet worden opgenomen, waardoor ze in het officiële verkeer en in het onderwijs verboden worden. Als gevolg van dat verbod, zo staat er in het Akademy-advies, “sille alle offisjele stikken en brieven ienheid fan taal sjen litte. […] Bûten it offisjele ferkear en it ûnderwiis hat elk it frij om fan ‘e standert ôf te wiken. […]Der sil dus in kar makke wurde moatte út de farianten dy’t yn ‘e ûnderskate Fryske dialekten foarkomme, is it ‘rûmte’ of ‘romte’? Foar guon lju dy’t it dialektferskaat heech ha sil de iepen doar dêr faaks tichtgean.”

Gedeputeerde De Vries bestrijdt op 17 mei voor Omrop Fryslân Radio het verplichtend normerende karakter van de Standertwurdlist. Ze zegt: “Nee, it giet wol om in standertwurdlist, mar de romte foar dialekten is der gewoan. Dus oft minsken no ‘romte’ brûke wolle of ‘rûmte’, dat kin allebeide.” Dat verbaast me, want het Statenbesluit zegt iets anders, net als de Akademy-medewerkers.

Zie voor een toelichting op dit punt de open brief aan Provinciale Staten, die we met tien professionele taalgebruikers in de Leeuwarder Courant van 3 mei hebben gepubliceerd. Zie ook deze column die ik op It Nijs heb gepubliceerd en dit opiniestuk van Pieter Breuker uit de Leeuwarder Courant.

7. De spellingwijziging heeft heel vervelende consequenties

Ik heb de afgelopen weken van verschillende kanten te horen gekregen dat ik me beter stil kan houden, want dat al die commotie over de Friese schrijftaal mensen alleen maar demotiveert om Fries te schrijven. Dat effect kan zo’n openbare discussie inderdaad hebben en ik uit me alleen omdat ik denk dat het doorvoeren van de wijzigingen nog  veel vervelender consequenties kan hebben. Ik ben bang dat de goedwillende mensen bij de Akademy en in de politiek die consequenties onderschatten. De consequenties staan beschreven in diverse stukken (o.a. link1link2link3). Een ervan is dat woorden in nieuwe teksten onvindbaar worden in bestaande woordenboeken, terwijl woorden uit bestaande teksten weer niet in nieuwe woordenboeken staan. Een andere is dat dat niemand, ook docenten niet, straks meer weet op woordbeeld weet wat correct is, terwijl de nieuwe regels meerduidig zijn. Leerders raken in de war doordat er nog jarenlang in meerderheid boeken in de oude spelling zijn. Er blijft dan niets anders over dan elk woord op te zoeken of elke tekst door de – toch nooit erg betrouwbare – elektronische staveringshifker te laten beoordelen. Dat schrikt niet alleen de beginnende of aarzelende Fries af om te schrijven, maar ook al die professionele taalgebruikers, al die net bijgeschoolde onderwijzers, al die pabo-studenten die met veel moeite hun foech Frysk hebben gehaald en al die ambtenaren op gemeentehuizen die hun best doen om bij te dragen aan een klantvriendelijk volgend taalbeleid. Schrijvers gaan de nieuwe spelling boycotten en er ontstaat jarenlange spellingchaos, zoals we in het Nederlands zien met de officiële Groene spelling en de officieuze Witte spelling. De spellinguniformiteit die na decenniumlange concurrentie tussen de Steatestavering en de systemen van Tony Feitsma en Trinus Riemersma eindelijk een feit is, is in een klap weg. Friestalig leermateriaal moet herdrukt worden in de nieuwe spelling en de vraag is of dat gebeurt.

8. De spellingwijziging is onnodig

De spellingwijziging is op twee manieren onnodig.

Ten eerste. De Akademy-mensen hebben terecht geconstateerd dat de spellingpraktijk niet helemaal aansluit bij de officiële regels. Volgens de officiële spelregels moeten we voor de keuze tussen <û> en <oe> kijken naar het middeleeuwse Fries. Zo zouden we “pûs” moeten schrijven en niet “poes”, omdat dat woord in de middeleeuwen nog niet voorkwam. Terecht zeggen ze bij de Akademy dat die regel onleerbaar is. Ze kiezen ervoor de regel te vervangen door de regel die in het onderwijs al wordt gebruikt, namelijk: “Schrijf <oe> als de duidelijk overeenkomstige Nederlandse vertaling van het woord ook <oe> heeft”. In het onderwijs werkt die regel, omdat docenten er altijd bij zeggen dat er uitzonderingen op bestaan. Een aantal daarvan komen veel voor, zoals “útnoegje” en “spoek”. Door de regel absoluut te maken, moeten die frequente woorden anders worden geschreven. Het redden van bestaande woordbeelden zou veel makkelijker zijn als de Akademy niet probeerde alles in regels te vatten. Dat doet de officiële Nederlandse spelling ook niet. Minister Van der Hoeven heeft in plaats daarvan een heleboel woorden met <au>/<ou> en met <ei>/<ij> volgens hun ingeburgerde schrijfwijze in een woordenlijst laten zetten. Die lijst – en dat is niet het Groene Boekje – is het officiële spellingvoorschrift voor woorden met die lettercombinaties. Zo is heel pragmatisch het woordbeeld behouden in gevallen waarin geen leerbare regel te geven was.

Ten tweede. Men kan met recht tegenwerpen dat spellingswijzigingen vervelend zijn, maar dat spelling niet altijd hetzelfde kan blijven, aangezien de taal die gespeld wordt zelf verandert en lastig gebleken spellingskwesties op enig moment opgelost moeten worden. Als de spellingswijziging bestaande problemen zou oplossen, zou ik me er niet zo zeer tegen verzetten, maar de spellingswijziging betreft zaken waar ik maar hoogst zelden iemand over hoor klagen. En ik help elk jaar tientallen, zo niet honderden mensen bij het leren van de Friese schrijftaal. Op woordbeeld gaat een heleboel uiteindelijk vanzelf wel goed. De wijziging is niet bedoeld om een probleem op te lossen en ook in die zin dus onnodig.

9. De nieuwe spelling is onvoldoende doordacht

Het advies van de Akademy is zichtbaar onder tijdsdruk uitgebracht en door de Staten vastgesteld. Het bevat fouten. Als illustratie: volgens de nieuwe regels moeten we straks schrijven “wy groeven in gat” en “wy hawwe in gat grûven”. En ook “se droegen harren lot” en “se hawwe harren lot drûgen”. De schrijfwijze <oe> is gereserveerd voor verledentijdsvormen en woorden die in het Nederlands ook <oe> hebben, waardoor de voltooide deelwoorden “drûgen” en “grûven” een <û> krijgen. Dat betekent dat studenten moeten nadenken over de vraag of ze een verleden tijd of een voltooid deelwoord voor zich hebben, voor ze de juiste vorm kunnen opschrijven. Ook volgens de Akademy-mensen was dat niet de bedoeling, maar zonder kritische ogen waren ambtenaren en onderwijzers wel verplicht geweest zich bij die regel neer te leggen. Verwarrende woordparen als “profyzje”/”provisoarysk” en “refyzje”/”revisearje” zijn vast ook niet de bedoeling.

10. Ik kan en wil ongelijk hebben

Ik ben geen jurist. De mensen die in het openbaar over de Friese schrijftaalkwestie hebben geschreven zijn dat geen van allen. We hebben verstand van taal, cultuur, onderwijs en wetenschap, niet van wetten. Misschien snappen we zaken niet goed. Als dat zo is, als de Standertwurdlist niet verplicht wordt, als de spellingswijziging niet is besloten en niet wordt besloten, dan schrijf ik met alle liefde een mea culpa. Ik zou het zelfs erg prettig vinden als bleek dat het eigenlijk steeds de bedoeling was dat alles bij het oude zou blijven.